De hele week is het wel behoorlijk heet te noemen. Dat (in combinatie met de eerste schoolweek) breekt me op. Het is lang geleden dat ik een hele week lang elke middag heb geslapen. Zodra ik wakker werd 's ochtends was de eerste gedachte steeds 'Hoe lang zou ik vandaag wakker kunnen blijven?'. Vaak lag ik 2 of 3 uur na het opstaan alweer in bed en viel ik binnen no time in een hele diepe slaap.
Mijn lichaam voelt zwaar, mijn benen doen pijn, ik ben misselijk en heb buikpijn, maar ben vooral in tijden niet zo uitgeput geweest. Mijn ogen vallen letterlijk dicht, ik zwabber heen en weer als ik vanuit bed naar de wc loop en val daarbij soms half om.
Vrijdag is hetzelfde liedje. Ik ga 's middags mijn bed in en val als een blok in slaap. Twee uur later word ik langzaam wakker van een geluid dat ik niet meteen kan plaatsen... Oh ja! Mijn wekker. Ik moet de neiging onderdrukken om hem uit te zetten en verder te slapen. Ik twijfel even of ik af zal zeggen, maar het is een BBQ met vrienden van de beachvolleybal, de meesten daarvan zie ik pas de volgende zomer weer. Dus besluit ik toch te gaan.
Zittend doe ik een klein beetje make up op en schiet in mijn makkelijkste jurk. Ik strompel de trap af en praat mezelf nog even moed in. Mijn masker gaat op en trek de deur achter me dicht.
The day after...
Nu mag ik boeten voor mijn uitstapje. Alhoewel ik nog na geniet van de fijne avond, voel ik me nog slechter dan de andere dagen. Mijn benen doen nog meer pijn en mijn hoofd barst bijna uit elkaar. Je hoeft maar boe of bah te zeggen en ik begin te huilen. Het ultieme teken dat alles te veel is en mijn energieniveau ver onder het nulpunt is gedaald. Mijn broer zei toen hij mij zag 'De zombie apocalypse is begonnen', hij had niks te veel gezegd.
De rest van mijn plannen voor het weekend gecanceld en mijn lichaam nu maar de rust geven waar het zo om smeekt, met mooie nieuwe herinneringen erbij.
Al voelt het soms onwijs oneerlijk dat ik na de kleinste uitstapjes of inspanning zo moet boeten, I gotta deal with it... Op naar betere dagen!
Liefs,
Jorna